Met diversiteit wereldwijde ondervoeding te lijf
Sinds 2000 is er substantiële vooruitgang geboekt in het wereldwijd terugdringen van honger. Niettemin is urgente actie nodig om honger helemaal uit te bannen. Daartoe riepen Welthungerhilfe, IFPRI en Concern Worldwide deze week op in hun Global Hunger Index (GHI) 2016, een grootschalig jaarlijks onderzoek.
Hivos, dat samenwerkt met het Duitse Welthungerhilfe en Concern Worldwide uit Ierland, signaleert een verband tussen ondervoeding (tekort aan bouwstoffen) enerzijds en ongezonde voeding en monoculturen – eenzijdige teelt van gewassen – anderzijds.
Twee miljard mensen ondervoed
In 2000 was een op de drie kinderen in ontwikkelingslanden ondervoed, nu is dat een op de vier. Goed nieuws, maar van de zeven miljard aardbewoners zijn er twee miljard te dik en twee miljard te dun, die krijgen niet voldoende bouwstoffen binnen. Dus meer dan de helft van de mensen eet niet gezond.
De hoogste scores[1] op de GHI worden nog altijd gevonden in Sub-Sahara Afrika en Zuidoost-Azië, van respectievelijk 30,1 en 29,0. In lage- en middeninkomenslanden als geheel daalde de score in vijftien jaar tijd met 29% (van 30,0 naar 21,3). De afname van het aantal ondervoede kinderen daalde echter veel minder sterk.
Dertien landen (waaronder Burundi, DRC, Libië, Soedan en Syrië) ontbreken in de ranglijst vanwege onvoldoende onderzoeksgegevens. Helemaal onderaan de lijst staan Madagaskar, Haïti, Zambia, Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek, die het meest van alle te kampen hebben met honger en ondervoeding.
Duurzame ontwikkelingsdoelen
Om armoede en honger uit te bannen, nummer twee van de duurzame ontwikkelingsdoelen – Zero Hunger – te halen in 2030 en een omslag te maken naar een duurzaam voedselsysteem is politieke wil noodzakelijk. “Wereldleiders moeten de afgesproken duurzame ontwikkelingsdoelen nu ook echt gaan uitvoeren en de handen ineen slaan om achterliggende oorzaken van ondervoeding, zoals armoede, ongelijkheid, slecht bestuur en beleid, aan te pakken”, zegt Frank Mechielsen, die bij Hivos leiding geeft aan het duurzaam voedsel programma.
Ondervoeding door eenzijdig dieet
“In sommige landen zie je een duidelijk verband tussen ondervoeding en monoculturen”, vervolgt Mechielsen. “In Oeganda en Zambia is de voeding van een groot deel van de bevolking eenzijdig door de grootschalige teelt van één en hetzelfde gewas.” In Oeganda is dat matoke, een soort bakbanaan en in Zambia mais.
Zambia behoort met een score van 39,0 tot de hekkensluiters op de GHI; 40% van de kinderen krijgt te weinig bouwstoffen binnen en is chronisch ondervoed. Oeganda zit met een score van 26,4 ingeklemd tussen Ivoorkust en Congo.
“Het percentage ondervoede kinderen in mijn land behoort tot de hoogste in de wereld” licht Wiliam Chilufya van Hivos in Zambia toe. “Dat is deels te wijten aan het mono-dieet van mais. En dat is weer een uitvloeisel van slecht beleid: de Zambiaanse regering geeft jaarlijks 80% van haar budget uit aan subsidies voor maisproductie, wat een rem zet op productie van andere gewassen zoals sorghum, gierst en cassave. We moeten echt diversifiëren.”
Hivos werkt in het programma ‘sustainable diets for all’ aan beleidsbeïnvloeding in onder meer Zambia en Oeganda om de voedselproductie duurzamer en diverser te maken.
[1] De GHI hanteert vier indicatoren voor honger, te weten ondervoeding, alarmerende ondervoeding bij kinderen (‘wasting’), chronische ondervoeding bij kinderen (‘stunting’) en kindersterfte onder vijf jaar. De eindscore van een land op de index is een aggregaat van de scores op de afzonderlijke indicatoren op een schaal van 0 tot 100.